24-11-1770 Opstootje op de Rapenburgergracht
Dit blog had ik niet kunnen schrijven zonder Ton Jongenelen die mij op deze verklaring wees, mijn oom Ruud van der Roest die het is gaan kopiëren in het Stadsarchief van Amsterdam en Michel Doortmont die het heeft uitgeschreven. Mijn dank is voor hen!
*********************************************************************************************
Vandaag is het precies 244 jaar geleden dat er tussen 19:00 en 19:30 uur een opstootje was op de Rapenburgergracht in Amsterdam. Het is vastgelegd in een uitgebreide Notariële verklaring die nu in het Stadsarchief in Amsterdam te vinden is.
En wel eerstelijk zij getuigen alle te zamen, dat op zaturdag den 24 November laatstleden, des avonds tusschen 7 en ½ 8 uuren, zij twee eerste getuigen, en wel hij eerste getuige met een rode catoene Japon aan, ten huijze, en int comptoir van hem eerste getuige bij elkanderen zittende, voor aan de deur op de Rapenburgergragt (zoals zij twee laatste getuigen verklaren gehoort te hebben) geschelt is geworden.
Hoofdrolspelers:
Getuige 1 en slachtoffer: Jacob Guitard, catoendrukker woonende op den Rapenburgergragt, ten huijze van Vr[ouwe] de wed[uw[e] Izaac Couderq,
Getuige 2: Jan Bordes, cargadoor, woonende in de Slijkstraat,
Getuige 3: Grietje Jans, als werkmijd en
Getuige 4: Catharina Willems, voorkeukenmijd, woonachtig ten huize van de weduwe Izaac Couderq
Hendrik Cannegieter Jansz: catoendrukker en compagon van Magdelena D’Arrest
Swarte jongen van Magdelena D’Arrest: Christiaan die dan nog Presto heet
De zusters van Abraham D’Arrest, buren en die wel genoemd worden maar niet aanwezig waren
Judith D’Arrest, weduwe Izaac Couderc en Magdelena D’Arrest, weduwe Willem Couderc.
Plaats:
Amsterdam, Rapenburgergracht (tegenwoordig Entrepot)
De gebeurtenissen zijn zeer gedetailleerd beschreven en ik zal er stukjes uit laten zien. Het origineel is moeilijk leesbaar zoals je ziet, vandaar dat alles is uitgeschreven.
Verklarende zij getuige Grietje Jans alleen, dat zij getuige daarop met een blaker en een brandende kaars op dezelve, de deur open gedaan hebbende, heeft gezien dat de swarte jonge*, welke woont ten huijze van vrouwe de weduwe Willem Couderq, die allernaast de eerste getuige woonachtig is, op de stoep voor de deur, en de heer Hendrik Cannegieter Jansz. beneeden aan de stoep op de straat stonden.
Dat gemelde swarte jongen alstoen aan haar getuige heeft gevraagt, is mijnheer Guitard thuis, waarop zij getuige antwoorde Ja, mijnheer is in ’t comptoir, wanneer de evengedachte swarte jongen tegen haar zijde: de dienst presentatie van mijnheer Cannegieter, ende die verzoekt mijnheer eens te spreeken. Dat zij getuige daarop direct na ’t comptoir, alwaar zij twee eerste getuigen bij elkanderen zaten, is gegaan, en aldaar (zoals zij drie eerste getuigen nu tezamen verklaren) ende de derde tegens hem eerste getuige heeft geroepen mijn Heer, mijnheer Cannegieter is voor en die verzoekt u te spreeken.
*De swarte jonge zijn naam wordt nergens genoemd maar ik durf aan te nemen dat hij Presto / Christiaan is. Zoals ik in het blog Puzzelstukjes schreef, op verschillende plekken is er een connectie tussen Christiaan en Magdelena te vinden. In mijn onderzoek ben ik geen enkele andere Afrikaanse jongen tegengekomen bij familie D’Arrest.
Dat hij eerste getuige daarop de stoep af, bij de heer Cannegieter gegaan zijnde, dezelve heer Hendrik Cannegieter Jansz. direct, en op ’t alleronverwagst, en zulks op een brutale en verraderlijke wijze hem eerste getuige, voor in zijn borst gegrepen en tegelijk teegens hem eerste getuige gezegt heeft: blixems kind, wat heb jij van mijn dochter te zeggen, geevende meteen ook hem getuige verscheijdene sware slagen, onder welk slaan de voormelde heer Cannegieter tegens hem eerste getuige zeijde: ik zal u goddom[m]e in ’t water gooijen, wanneer hij eerste getuige schreeuwde en om hulp riep, hebbende hij eerste getuige (zoals die nu alleen getuigt) in de uiterste confusie en ontsteltenis, als niet weetende wat hem overkam, immers niet bewust zijnde aan de heer Cannegieter eenige de minste reedenen gegeeven te hebben om hem get[uige] zo brutaal aan te vallen en te slaan, de meervoormelde heer Hendrik Cannegieter Jansz. stijf om zijn hals gevat en vastgehouden, wordende hij getuige (die niet groot is, […] op licht van perzoon komt te zijn [?]) alzo door gedagte heer Cannegieter over de straat voortgedragen tot aan de bomen die op de wal staan, alwaar den meergedachte heer Cannegieter struikelde en hij getuige dus met hem aan de waterkant tegens den grond, en wel hij getuijge onder hem viel.
alwaar zij getuigen zagen dat de eerste getuige op de straat, aan de waterkant, achterover, en de heer Hendrik Cannegieter Jansz. (haar getuigen zeer wel bekent) bovenop hem eerste getuige lag; dat de swarte jonge, hier vooren gemelt, meede daarbij was, en hem eerste getuige de handen vasthield, wordende hij eerste getuige intusschen door de meer voormelde Hendrik Cannegieter Jansz. zeer swaar en ijselijk geslagen. Verklaarende hij eerste getuige nu alleen, dat hij wel weet dat hij achterover op straat leggende en hem getuige, door de swarte jonge de handen intusschen vastgehouden wierd, dog dat hij getuige door de overgrote alteraties en confusies waarin hij zig bevond niet weet of kan verklaren welken woorden de heer Hendrik Cannegieter Jansz. inmiddels tegen hem getuige gebruikt heeft.
De complete getuige verklaring is HIER te lezen. Het is zeer uitgebreid, er wordt gesproken over afgevallen hoed, gedraaide pruik, een bebloede slaapmuts de volgende morgen. Het leest als een filmscript volgens nazaat Paul.
Waarom dit plaats vond is mij een raadsel en Christiaan zijn rol hierin vind ik ook dubieus.
Verder op in de verklaring wordt beschreven dat Hendrik Cannegieter Jansz tegen Daniël Thuret, die als bemiddelaar erbij gehaald is, zegt dat hij de reden niet meer weet. Al zeggen de getuigen dat Hendrik Cannegieter zegt dat Jacob Guitard iets over zijn dochter heeft gezegd.
“blixems kind, wat heb jij van mijn dochter te zeggen”
“de swarte jonge, welke woont ten huijze van vrouwe de weduwe Willem Couderq”
geeft weer een bewijs dat Presto/Christiaan bij Magdelena gewoond heeft. Hij vond toch zelf ook zeven jaar later, dat hij recht had op Fl 300,- net als al haar andere bedienden. Zou Abraham hem naar zijn zuster hebben gestuurd omdat in 1769 haar laatste kind overleden is en zij alleen achtergebleven was?
In het toneelstuk over de erfenis van Magdelena wordt Presto/Christiaan tenslotte haar Intendant genoemd.
Door deze gebeurtenis en de verklaring weten we dat Christiaan in Amsterdam op de Rapenburgergracht gewoond heeft! Een “In de Voetsporen van Christiaan II” naar Amsterdam?

Orgineel van de Kaart: http://files.planviewer.nl/ruimtelijkeplannen/03/0363/NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-VG01/t_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-VG01_3.4.html
(De kaart is compleet zichtbaar wanneer je er op klikt)
Ik wil in een tijdmachine nu precies 244 teruggestraald worden om ook getuige te zijn van dat opstootje !Het is nu 19.18 uur) Dus dan zou ik erbij zijn ! Ga je mee ??
Mieke wat vind je toch bijzondere verhalen over jou1 “swarte jongen”!
Ja, ik ga meteen mee!
Wat opa Presto deed kon eigenlijk niet. Aankloppen bij iemand die vervolgens in elkaar getimmerd wordt. Om te voorkomen dat het slachtoffer terugtimmert, houdt hij diens armen vast.
Dit soort dingen doe ik zelden. Toch ben ik stiekem trots op opa. En het is alweer 244 jaar geleden.
De reden waarom is mij nog een groot raadsel. Wie weet komen we daar nog een keer achter.