De Kerseboom
In 1821 ging er weer een brief, ondertekend door Christiaan naar de Koning. Deze brief heb ik mogen vasthouden in het Nationaal Archief. Wil je het origineel lezen of zien, klik HIER.
Het is duidelijk dat Christiaan de brief niet geschreven heeft maar wel zijn handtekening er onder geplaatst heeft. Ik weet nog heel goed hoe het voelde om papier vast te houden wat hij in zijn handen heeft gehad. Mijn vinger legde ik op zijn handtekening en ik voelde de verbondenheid.
Links naast de handtekening staat waar Christiaan verbleef op het moment dat de brief geschreven werd.
“‘S Hagen 19 Sept noemen 1821
Adres
bij H. Stakenburg
in de Kerseboom
in het LamGroen”
Dit intrigeert mij sindsdien, hij was tenslotte al op leeftijd, in de brief staat: Geeft met den meest verschuldigde Eerbied te kennen Christiaan van der Vegt oud zevenenzeventig Jaren en zeven maanden. In de brief beschrijft hij hoe arm hij is en toch verblijft hij bij H. Stakenburg in de Kerseboom in het Lamgroen.
Zoveel vragen….
Wat was de Kerseboom? Wie is H. Stakenburg? Waar is het Lamgroen? Was er in september 1821 kermis in Den Haag?
Hoe kon hij zijn verblijf betalen?
Waar het Lamgroen (klik voor het nu) was en is heeft het makkelijkste antwoord, alleen is er niets meer van over. Op de site van het Haags Gemeentearchief vind ik wel een oude foto.
In deze straat bevond zich de de Kerseboom en heeft Christiaan rondgelopen. Zou ik iets over de Kerseboom en haar eigenaar kunnen terugvinden in de archieven?
Het was even speuren maar op 25 april 1838 overleed in Den Haag ene Hendrik Stakenburg met de vermelding logementhouder.
Dit moet hem toch haast wel zijn…. toch nog even doorgezocht en ik vond extra bewijs!
In Den Haag was een stadsalmanak en wat vind ik daar, een overzicht van de logementen.
Zie je het staan? “Kerseboom (De), Lamgroen M 154, H Stakenburg“.
Op de overlijdensakte staat “overleden in het huis Wijk M154” Ik heb de juiste Hendrik Stakenburg!
Zou het nodig zijn geweest om een vergunning aan te vragen voor een logement of zal ik ergens de aankoop/verkoop kunnen vinden met een omschrijving? Online in ieder geval nog niet gevonden……
Na zijn overlijden neemt zijn weduwe het logement over:
Logement vind ik een mooi woord en het verblijf van Christiaan in dat logement is in mijn ogen niet zo zorgwekkend totdat ik een andere omschrijving vind.
“Bedelaars-hotel, schets van een logement aan het Lamgroen”
Ik ben enorm aan het zoeken geweest of ik dit artikel ook online kon lezen maar niet gevonden. Voorlopig kan ik ook niet naar het archief om het in te zien…. en ik ben zo nieuwsgierig!
Hoeveel zou het gekost hebben om daar te mogen verblijven? En hoe verdiende Christiaan dan zijn geld?
Op zoek naar Kermissen in Den Haag en omgeving in september 1821 levert eerst dit op:
Zondag 26 augustus 1821 begint de kermis in Voorburg. Een kermis in Den Haag vind ik alleen in mei. Toch denk ik wel dat hij ergens aan het optreden was. De burgemeesters van Weesp werd een reactie gevraagd op deze brief en dit schreven zij:
“Christiaan van der Vegt, geboren aan de Kust van Guinée, houdt gedurende den Winter zijn verblijf binnen deze Stad, en geniet als dan van de gereformeerde Diaconie ondersteuning gelijk alle andere armen, met hem gelijk staande en ontvangt daar en boven van de commissie van Warme spijsuitdeling tweemaals Weeks behoorlijk portien Warme en Voedzame soepen, hij heeft ook nog de Post van Turf en Korendrager enzv: des Zomers reist hij op Kermissen met eene Fluit of speelt in Spellen Voor Moorsche Koning. Of dat bedrijf hem genoegzame gelden kan opleveren om gedurende den Winter van te kunnen bestaan is ons onbekend.”
Nog steeds blijft dus de vraag staan hoe hij aan inkomen kwam in 1821…. Of hij inderdaad optrad als fluitist. Ik weet wat hij kon spelen en tijdens deze vreemde dagen luister ik naar het fluitspel. Misschien klonk dit wel in september 1821 in Den Haag gespeeld door een oude zwarte man die zo zijn geld probeerde te verdienen voor zijn verarmd huisgezin.
UPDATE 18-2-2020:
Dit ontving ik van Irene
Een bericht via Delpher over Lamgroen.
Hoi Annemieke,
Wat een mooie blog weer! Als je weet waar het gebeurde, dan krijg je er gelijk een voorstelling van. Via Google vond ik deze link: https://archive.org/stream/bijdragenenmede00haghgoog/bijdragenenmede00haghgoog_djvu.txt
Het is een tekst uit 1908, geschreven door R.L. de Haes: Van Haagsche Koffiehuizen III
(hotels en publieke vermakelijkheden), in: DIE HAGHE. BIJDRAGEN EN MEDEDEELINGEN. ‘s-Gravenhage, MOUTON & Co. 1908.
Als ik het zo lees is hij een heer uit een hogere klasse, die eens wil zien hoe het leven eraan toe gaat in de logementen in de achterbuurten. Zodoende komt hij (samen met een hoofdagent) terecht in het Lamgroen, bij ‘Het Fortuin’. Het speelt zich af ruim 80 jaar nadat Christiaan in die straat woonde, maar veel beter zal het er destijds niet zijn geweest.
“Ik kon mij eenigszins in verband met de entree in het “Fortuin” het nachtleger voorstellen van de gasten die hier a raison van een dubbeltje met of zonder een kop koffie logeeren.
Wij gingen dan ook niet verder dan tot het buffet in de “koffiekamer”; de politie vroeg het nachtregister, waarop de namen der ingeschreven gasten moeten voorkomen.
In dien tusschentijd mocht ik rond kijken. (…) Daar zaten er twee te pandoeren met vuile, beduimelde kaarten aan een waggelend tafeltje, waarop vieze gore vetkringen; twee leege koffiekoppen op een hoek; een van hen moffelde iets weg, spiedend met wantrouwende oogen.
Een paar anderen dicht bij de deur smeerden ‘m stiekem.”
In een volgend logement:
“Aan verschillende tafeltjes aan den wand en aan één groote tafel in het midden zitten en hangen hier de onfrissche logeergasten. Enkelen houden zich bezig met hun schamele plunje zoo’n beetje op te lappen met de primitieve hulpmiddelen die zij hebben.
Anderen zitten met de koppen bij elkaar en drinken uit kleine, vuile glaasjes iets wat op jenever lijkt; met oude beduimelde kaarten zitten zij te dobbelen, en de kaarten schuiven over het wankelende tafeltje dat met kringen en natte plekken bezaaid is.
Een goor uitziende vrouw met loshangend haar, in een vuil nachtjak en op bloote voeten in afgetrapte sloffen neemt de bediening waar, en zorgt tevens voor het opruimen en afwasschen, terwijl een stoere vent met valsche grijze oogen en uitstekende jukbeenderen, de ellebogen op de knieën en de kin in de handen bij de tapkast in den hoek zit te loeren.
Achter een kom koffiewater zit een oude, suffe bedelaar, zijn krukken naast zich op den grond, de handen om de kom om zich te verwarmen; tegenover hem hangt met het hoofd op de morsige tafel zijn gezellin, een vrouw in lompen; meer een pakje oud, vuil goed, dan een mensch; aan de zoldering hangt een petroleumlamp, die een flauw licht spreidt en regelmatig een druppel doet lekken op de tafel die er onder staat.
Een wolk van gemeene tabaksrook drijft om de lamp en doet de oogen pijnlijk aan, terwijl de reukorganen minder aangenaam getroffen worden door een atmosfeer van drank en petroleum, vermengd met de uitwasemingen der logeergasten.
Een beklemmende stilte hangt drukkend in dit kleine lokaal waar allen elkaar wantrouwend aanzien en angstig opkijken en fluisterende gesprekken staken, als de buitendeur geopend wordt.
Langzamerhand trekken zij naar boven naar hun verschillende slaapplaatsen. ’s Morgens vroeg moeten zij er weer uit, om gedurende dien dag hun logies voor den volgenden nacht weer te verdienen.”
Wat voor type mensen er verbleven? “Ik zag er orgeldraaiers, poppenkastvertooners, modellen, bedelaars, o.a. de zoogenaamde “Pander”, een bekend Haagsch type, met een loensch oog, die aldus werd genoemd
omdat hij zooveel tapijtgoed om een verdacht ziek been had gewikkeld.”
Dankje wel Nienke!
Natuurlijk hoort dit in de “Christiaan bibliotheek”en heb ik het via boekwinkeltjes besteld.
Krijg jij het ook zo benauwd wanneer je het leest… die Christiaan…..