HomeAfrikaanse bediendeHet andere jongetje

Reacties

Het andere jongetje — 3 reacties

  1. ZWARTE BEDIENDEN
    Vanuit de vaderlandse geschiedenis kennen we allemaal de echtgenote van prins Willem V: prinses Wilhelmina van Pruisen (1751-1820). Zij is degene die zich in
    1787 niet laat intimideren door een Gouds exercitiegenootschap en bij haar aanhouding in Goejanverwellesluis dreigt met ingrijpen van haar broer, de koning van
    Pruisen. Het blijft niet bij dreigen, want in hetzelfde jaar vallen de Pruisen bij Nijmegen binnen met 20.000 (!) man.
    In 1793 verklaart de Franse revolutionaire regering ons land de oorlog en in december 1794 steken Franse legers de Maas over; Engelse en Pruisische troepen
    trekken zich terug en vluchten. Op 18 januari 1795 schrijft Willem V een afscheidsbrief aan de StatenGeneraal en vlucht nog diezelfde dag naar Engeland. Ooggetuigen melden dat er achttien rijtuigen met porselein, zilver, kunstvoorwerpen en kisten met goud via de Scheveningseweg naar het strand van Scheveningen rijden. Daar scheept men zich in in diverse vissersboten. In het gevolg van de prins zijn, behalve zijn vrouw, twee zonen, schoondochter en driejarige kleinzoon, twee zwarte bedienden. Of er honden meegaan vermeldt de geschiedenis niet, althans ik heb er geen aanwijzingen voor gevonden. Willems oudste zuster, prinses
    Carolina van Oranje-Nassau, heeft aantoonbaar honden in haar gezin. Een schilderij van Carolina met zes van haar vijftien kinderen, gemaakt in 1775 door Anton Wilhelm Tischbein, getuigt daarvan. Er zijn drie hondjes afgebeeld: een zwart Spioentje, een Italiaans Windhondje en een bruin schoothondje met zwarte oren. Carolina maakt de vlucht van broer Willem V niet mee; ze overlijdt in 1787. verder lezen ; http://www.riahorter.com/200%20Jaar%20Koninkrijk%20der..

  2. Prima overzicht van het onderzoek naar Christiaans jonge jaren en wat dat tot nu toe heeft opgeleverd. Wat opvalt is dat de belangrijkste bron nog steeds de brieven van Christiaan en zijn dochter Antje zijn, geschreven tussen 1815 en 1830. Waarbij aangetekend moet worden dat Christiaan details optekende uit zijn eigen leven, waar Antje slechts kon putten uit de verhalen van haar vader en wellicht andere, oudere familieleden. Al met al geven de brieven een indrukwekkend beeld van die jonge jaren van Christiaan.

    Maar is dit genoeg? Die vraag heeft Annemieke zich al eerder in haar blog gesteld. En als wetenschappelijk geschoold historicus moet ik dan zeggen: nee, want deze persoonlijke herinneringen zijn als egodocument weliswaar belangrijk voor de reconstructie, maar hebben onafhankelijk bewijs nodig ter ondersteuning. In dat opzicht is het wat frustrerend dat dat bewijs zo moeilijk te vinden lijkt te zijn. En als mede-onderzoeker in de collecties van het Koninklijk Huisarchief kan ik daarover meepraten.

    Het indirecte bewijs is overweldigend. Alle details die Christiaan beschrijft zijn nauwkeurig te plaatsen in het leven van de Oranjes. Jaartallen kloppen, namen idem dito, sociale contextualisering klopt, en zelfs de toevalsvondst van de afbeelding van een Afrikaanse page bij het huwelijk van Carolina lijkt rechtstreeks naar Christiaan te wijzen. Over de overwegingen betreffende zijn aankomst in 1748 als geschenk, samen met Fortuin en een hangmat, is nog veel meer te zeggen. Alleen is daarvoor nader onderzoek in het archief van de West-Indische Compagnie nodig, dat momenteel gedigitaliseerd wordt en daarom voorlopig ontoegankelijk is.

    Dat er weinig gegevens bekend zijn over Afrikanen in Nederland heeft er ook mee te maken dat het onderzoek naar Afrikanen (bedienden, maar ook anderen) in Nederland in de achttiende eeuw – maar ook in andere perioden – nog in de kinderschoenen staat. In de kunstgeschiedenis zijn de op schilderijen afgebeelde Afrikaanse bedienden lang als stijlfiguren afgedaan, generieke afbeeldingen van Afrikaanse personen als statussymbool voor de hoofdfiguur, in plaats van als echte mensen met een naam en identiteit. Dat beeld kantelt nu en daarmee krijgt het onderzoek ook een geheel ander perspectief. Maar het betekent nog niet dat de Afrikaanse medelander daarmee ineens in de historische bronnen zichtbaar wordt. Dat vraagt om meer, zowel methodologisch als theoretisch.

    In dat opzicht laat deze samenvatting nog eens goed zien voor wat voor uitdagingen het onderzoek in zijn algemeenheid staat. Tijdens de Historicidagen in Utrecht in augustus zal het panel van mappingslavery.nl hier aandacht aan besteden. En als ons papervoorstel geaccepteerd wordt spreken Annemieke en ik hierover in juni op een conferentie aan de Universiteit van Bremen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>