Waarom deze volgorde?
Op dit moment heb ik vier brieven van Christiaan aan Koning Willem I. In deze brieven noemt hij leden van het Hof bij wie hij in dienst is geweest, als domestiek heeft gediend, zoals hij het beschrijft. Ik probeer te begrijpen waarom hij in deze volgorde over hen heeft geschreven. Misschien geeft het dan ook meer duidelijkheid over de volgorde dat hij bij hen in dienst was.
Zijn brieven aan Koning Willem I heb ik naast elkaar gelegd.
Rectificatie:
Koninklijke Hoogheid Mevrouw de Douariere van Oranje Nassau en Vriesland is de Overgrootmoeder van Koning Willem I. Excuses.
Waarom noemt hij de personen van het Hof in deze volgorde? In zijn De eerste noemt hij de grootmoeder van Koning Willem I, waarom? Begon hij met de laatste of dacht Christiaan dat zij de belangrijkste was of dacht hij zo herkend te worden door de Koning, of is er een andere reden?
In de tweede brief noemt hij Frederika Louisa Wilhelmina van Brunswijk, zuster van de Koning. Zij is geboren in 1774, Christiaan was toen al jaren bij D’Arrest in Weesp. Noemt hij haar omdat zij het dichtst bij de Koning staat of omdat hij het laatst bij haar was in de periode van D’Arrest?
Ik schuif en schuif en probeer zijn beweegredenen te begrijpen waarom hij ze in deze volgorde heeft genoemd. Vertelt het iets over de volgorde dat hij bij hen was?
Op de afbeeldingen op mijn Pinterestboard lijkt het er op dat volwassen Afrikaanse pages bij de Heer des Huizes zijn. Veel afbeeldingen van de jacht bijvoorbeeld. Zou hij daarom de echtgenoot van Prinses Carolina in zijn laatste brief noemen? Het jaartal 1762 vermeldt hij ook, het is twee jaar na hun huwelijk. Denkt Christiaan dat Koning Willem I hem hierdoor zal herinneren?
Het blijft gissen en alle suggesties over waarom Christiaan de leden van het Hof in deze volgorde heeft vermeld in zijn brieven zijn zeer welkom. Puzzel gerust mee!
Een eerste gedachte.
Zit er wel enige ratio in de wijze waarop Christiaan de namen van zijn bekenden aan het Hof noemt? Is hij begonnen met wat hem de belangrijkste persoon leek en heeft hij daarna in tamelijk willekeurig volgorde de anderen genoemd?
Een belangrijke bijkomende vraag is hier waarom Christiaan het “name dropping” doseert? Waarom niet al in de eerste brief zijn hele doopceel gelicht, met als argument voor ondersteuning in moeilijke tijden dat zijn historische relatie met het Hof als zeer hecht gekwalificeerd kan worden. Het is duidelijk dat hij een moreel beroep doet op de Koning, dus waarom dat niet direct zo sterk mogelijk aanzetten?
Problematisch voor de duiding is dat waar Christiaan zijn verzoekschriften componeert als ware Willem I zijn gesprekspartner, deze vervolgens in het (nieuwe) officiële en vooral ambtelijke circuit terecht komen, waarin de rol van de Koning geformaliseerd is en, ook al zijn er persoonlijke overwegingen van zijn kant, deze in de correspondentie niet zichtbaar worden. Daar kan aan worden toegevoegd dat de definiëring van zijn sociale relaties met het Hof er ook niet toe hebben geleid dat Willem I zich geroepen voelde afzonderlijk van de verzoekschriftprocedure in correspondentie met Christiaan te treden. Ik ben benieuwd of dat in zijn algemeenheid zo was bij Willem I. Ik heb in de periode van de jaren 1815-1830 bijvoorbeeld wel persoonlijke interventies aangetroffen in soortgelijke procedures door Prins Frederik (1797-1881), de tweede zoon van Willem I over wie recentelijk een aardige biografie verschenen is met als ondertitel Gentleman naast de troon.
Overigens mis ik in het overzicht Anna van Pruissen, die uiteindelijk ook nog genoemd wordt in de brief van Christiaan’s dochter uit 1830 en waarin hij in de laatste periode van zijn leven betrekkingen gehad zou hebben.
Wellicht dat het antwoord op de vraag gegeven kan worden als bekend is voor wie hij op welk moment gewerkt heeft en in wat voor hoedanigheid. Wellicht ook is er geen antwoord, omdat Christiaan – in ieder geval na de eerste vermelding – zelf geen duidelijke reden had om de ene persoon voor de andere te benoemen.
Dat gezegd hebbende is er ook nog een andere overweging mogelijk: hoe was Christiaans persoonlijke relatie met de verschillende leden van het Hof? Zou hij met de een niet een veel persoonlijker of intiemere relatie gehad hebben dan met de ander? De tekst van de eerste brief kan hier op wijzen. Daarin appelleert hij aan de sterke persoonlijke betrokkenheid van Marijke Meu die hij gevoeld heeft (opleiding, kerstening, etc.). Dit past mooi bij het gegeven dat zij de voogdes van Willem V was en zij ook die rol zeer persoonlijk opvatte. Het is een directe verwijzing naar de barmhartigheid van het Huis Oranje -Nassau. De goedheid van Marijke Meu als thema bij de bevolking, maar ook aan het Hof. Maar dat verklaart nog niet de “volgorde” van de andere genoemde personen.
Ook denk ik dat er invloed door degene die de brief op papier zette.
Brief 3 is meest uitgebreid en ook mede ondertekent door T.A. Holland. Zou hij met Christiaan overlegd hebben wie te vermelden in de brief?
(je bedoelt Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van Willem V en moeder van Willem I.)