Zijn leven door de brieven
De afgelopen tijd zoemen er regels voor een blog door mijn hoofd en het is nu tijd om het op te schrijven. De regels zijn zinnen uit de vier brieven die geschreven zijn door of namens Christiaan, de brief van Antje en de antwoorden van de burgemeesters van Weesp op deze brieven.
Wanneer ik de zinnen in de volgorde zet van Christiaan zijn leven, komt zijn levensverhaal tevoorschijn in de woorden van toen, uit brondocumenten.
Alle brieven zijn gericht naar Koning Willem I.
Afschriften van de brieven zijn te vinden in het archief van Weesp:
GAW030-01 19-396 Gemeente Weesp, (1810) 1814-1912 (1987)
In het Nationaal Archief liggen de originelen. De eerste twee hebben we niet gevonden, de laatste twee brieven wel. Voor de eerste twee ga ik nog op speurtocht. Door de handtekeningen weet ik dat hij de laatste twee brieven niet zelf heeft geschreven maar wel ondertekend.
Zolang ik de eerste twee brieven niet heb gevonden, is het nog niet bekend of hij deze brieven zelf heeft geschreven.
Achter de zinnen staat aangegeven uit welke brief de zin komt.
Chr1 – Chr2 – Chr3 – Chr4 zijn de brieven van Christiaan, geschreven respectievelijk in 1815, 1816, 1817 en 1821
BrAntje is de brief die dochter Antje schreef aan Koning Willem I in 1830.
BurgWeesp is de reactie van de Burgemeesters op de brieven. Bron Archief Weesp.
Lees Christiaan zijn leven, samengesteld uit zinnen van de brieven:
“Geeft met den onderdanigsten eerbied te kennen de ondergetekende Christiaan van der Vegt, geboortig aan de kust van Guinée (Chr2)
alwaar hare vader als Kind zijnde door de Guineesche is gestolen geworden, na Europa vervoert (BrAntje)
Hij toch had de eer reeds Uwer Majesteits Tante, Hare Doorluchtige Hoogheid, Mevrouwe de Princesse Carolina van Oranje Nasfau, en mede wijlen Zijne Doorluchtige Hoogheid, den welbeminden Prins Erfstadhouder, Uwer Majesteits vader, zijn Suppliants weldoener G[oed] G[unstig] als domestiek te dienen, (Chr3)
Daar ondergetekende in den Jaar 1762, in dienst ben geweest bij Zijne Hoogheid den Heere Prins van Weisburg (Chr4)
Dat de Suppliant in den Jare 1764, benevens twee van zijne landslieden Coridon en Citron in dienst is gekomen van wijlen haare Koninklijke Hoogheid Mevrouw de Douariere van Oranje Nasfou en Vriesland, en op de hoge order van Haare Koninklijke Hoogheid het om ontbeerlijk onderwijs heeft genoten tot toediening van het Christendom, aan welk voorrecht de Suppleant zich hede met schuldige dankbaarheid herinnerd. (Chr1)
en als toen aan den Weledele Achtbaren Heer D’Arrest, toenmaals Burgemeester der Stad Weesp is present gemaakt, die hem voor eenen Anthikiteit heeft aangenomen, vervolgens laten Doopen bij welke Doop aan hem de naam van Christiaan en tot zijn van of toenaam (na de Rivier de Vecht) van der Vecht is gegeven geworden, waardoor hij alzoo bekend genaamd en geschreven is geweest als Christiaan van der Vecht, en alzoo vervolgens door den vernoemden Burgemeester D’Arrest als eigen groot gebracht, geleerd en onderhouden. (BrAntje)
Dat den voornoemde Heer Burgemeester in Zijn leven de Eer had, van bij Z[ijne] D[oorluchtige] H[oogheid: den Heere Prins Willem de Vijfde van Oranje en Nassauw buitengemeen in achting en bekend te zijn, en zelfs verscheiden malen aan het Hoff wierd genodigd, en des Suppliantes Vader insgelijks de hooge Eer genoot van uit hoofden Zijner vreemdelingschap en aardigheid meestal mede tegenwoordig te zijn, bij welke gelegenheden hare meergenoemde Vader ook de Eer en het genoegen heft gehad van Uwe K[oninklijke] M[ajesteit] als toen een kind zijnde verscheiden malen op den Arm te dragen, waarin Z[ijne] D[oorluchtige] H[eer] den Prins Willem de Vijfde een bijzonder genoegen had, om reden Uwe K[oninklijke] M[ajesteit] geen vrees voor een vreemde Couleur van Menschen bezat, en inteegendeel veel vermaak in het bijzijn van haar Vader aan den Dag legden (BrAntje)
als ook dat hij in latere Jaren het groote voorrecht heeft genoten uwe Majesteits doorluchtige Heer Vader met het Hoogen geselschap, op de Jagt te vergezellen. (Chr1)
de edele trits der Vorstelijke lievelingen en alzo ook Uwe Majesteit, zijnen thans dierbaren Koning op de armen te dragen. (Chr3)
Vervolgens by meerder Jaren in het huwelijk getreden met den Kamenier van en bij den meergemelde Burgemeester. (BrAntje)
Dat de Suppliant ter beloning van een 23 Jarige dienst bij den Heere Burgemeester D’Arrest te Weesp voornoemd, is begunstigd met de bedieningen van Pluimgraaf, Lantaarnaansteker en zakkedrager aldaar, welke gecombineerd aan de Suppliant voor Vrouw en 6 kinderen, het nodig echter sober onderhoud opleverde tot den Jare 1811 (Chr1)
Of zoude het kunnen zijn, om dat hij na dien tijd eene kostwinning met twee zijner dogters gezocht heeft in, met eenige landlopers op de Jaarmarkten rondreizende voor een gewaande Koning van Kandia te spelen (BurgWeesp)
En dat haar dikwerf genoemden Vader altoos zelfs tot aan het smertlijk overlijden van Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouwe de Princes Gemalinne, toen Douarriere van Z[ijne] D[oorluchtige] H[oogheid] den Heere Prins Willem de Vijfde aan het Hof is bekend geweest, en zelfs door en tot het overlijden van H[are] K[oninklijke] H[oogheid] Mevrouwe de Princes van Oranje en Nassauw met eene Jaarlijkse Gratificatie is begunstigd (BrAntje)
ik heb niet de minste bestaan om van te Kunnen leven Zoo wende ik mij ootmoedig tot uwes Koninklijke Majesteit met nederige beede dat het uwer Koninklijke Majesteit behagen moge om aan mij een geringe Gratificatie te ondersteunen, (Chr4)
Christiaan van der Vegt, geboren aan de Kust van Guinée, houdt gedurende den Winter zijn verblijf binnen deze Stad, en geniet als dan van de gereformeerde Diaconie ondersteuning gelijk alle andere armen, met hem gelijk staande en ontvangt daar en boven van de commissie van Warme spijsuitdeling tweemaals Weeks behoorlijk portien Warme en Voedzame soepen, hij heeft ook nog de Post van Turf en Korendrager enzv: des Zomers reist hij op Kermissen met eene Fluit of speelt in Spellen Voor Moorsche Koning. Of dat bedrijf hem genoegzame gelden kan opleveren om gedurende den Winter van te Kunnen bestaan is ons onbekend. (BurgWeesp)
snakt hij met dikwerf naam eene Beetje broodsen siddert voor de morgen eener nieuwen daageraad nog eenige schreden voor het graf zijn hem overig om Christen te sterven en alleen Uwe Majesteit is door de voorzieningheid in staat gesteld hem deze schreden, zonder van honger om te komen, mogelijk te maken.” (Chr3)
Vier jaar na de laatste brief, 11 januari 1825 overlijdt Christiaan, 82 jaar oud.
Fantastisch