Ongedocumenteerde zwarte bedienden
Dit wordt een blog anders dan alle vorige en niet helemaal zoals jullie van mij gewend zijn. Ik ben een beetje opstandig…
Al langere tijd zweeft dit door mijn hoofd en wist ik niet waar ik het kon laten landen tot ik mij realiseerde dat ik gewoon een blog heb waar ik kan schrijven wat mij bezighoudt.
Nee, ik ga niet ver weg van het onderwerp van dit blog, integendeel zelfs….. Dit blog heet “Hoe heette Christiaan?” en de vraag “Hoe heette?” wordt heel vaak gesteld bij de jongens die geschilderd zijn in de schaduw.
Detail van een schilderij waarin Reinhard baron van Reede van Ginkel (1678-1747) centraal staat.
Regelmatig hoor/lees ik nog het woord statussymbool in combinatie met de geschilderde jongens, soms staat er dan ook bij dat de jongens niet bestaan hebben.
Afgelopen jaar (nov 2023) werd het boek “Buitenplaatsen bij de Rotte” gepresenteerd van Robert J. Ligthelm. In dit boek staat een afbeelding van het schilderij met Lidia van Vredenburch (?-1679) en een bediende.
(Afbeelding: is geschilderd door Casper Netscher (1639-1684)
In het boek staat bij de afbeelding vermeld: “Ze is op en top modieus tot en met het hebben van een Afrikaanse bediende. Uit recente literatuur blijkt overigens dat men vaak helemaal geen Afrikaanse bediende in huis had, maar dat deze er als statussymbool werd bijgeschilderd.”
Steeds vaker wordt er in de archieven gezocht naar de naam van een geschilderd jongetje. Is er een doop te vinden of staat er misschien iets in een kasboek over de aanschaf van kleding, wordt hij vermeld in een testament? Zoals Willem Adriaanse in het testament van Uitenhage de Mist. “Aan mijn Afrikaanschen Lijfbedienden, Willem Adriaansjen”
Echter Willem Adriaanse kende ik niet van een schilderij maar hij is in de archieven terug te vinden. Ik schreef een uitgebreid blog over hem en weet ondertussen nog meer, maar dat is voor een andere keer.
Paulus stond centraal in zaal zeven van de Slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum.
We hebben archiefstukken van Paulus waarin staat dat hij Maurits Lodewijk van Nassau-Lalecq dient, we hebben een schilderij met daarop de man die hij dient en een zwarte jongen. Toch zeggen we niet dat deze jongen Paulus is, omdat er nergens in de herkomst van het schilderij Paulus zijn naam genoemd wordt.
(Afbeelding: Maurits Lodewijk van Nassau La Lecq (1631-1683) te paard, met een bediende)
Wat zou er nodig zijn om te zeggen dat het Paulus is aan de linkerkant van het schilderij staat? Om zijn naam op het bordje van het schilderij te zetten?
Weer terug naar de anonieme jongens op de schilderijen. Tot nu toe worden ze niet vaak gevonden, een uitzondering daargelaten.
We willen graag weten hoe ze genoemd werden, maar in mijn ogen heetten ze zo niet… Je heet de naam die je krijgt bij je geboorte en die naam zullen velen van deze jongens zelf ook niet meer geweten hebben. Ze werden tenslotte al jong gescheiden van hun ouders….
Als we een naam vinden, zal dat meestal hun derde naam zijn, de naam die zij kregen bij hun doop. Voor die tijd droegen ze een naam gegeven door degene die ze dienden en hun eerste naam was de naam die ze bij hun geboorte kregen van hun ouders. Christiaan van der Vegt werd voor zijn doop Presto genoemd, maar dat was niet de naam die hij van zijn ouders gekregen heeft, nog altijd vraag ik mij daarom af “Hoe heette Christiaan?”
Detail schilderij op Duivenvoorde van Netscher. Naar hem is onderzoek gedaan, hij is niet gevonden. Omdat hij niet gevonden is, wordt er getwijfeld of hij er echt was, zoals te lezen is aan het eind van het artikel: “De jongen op het schilderij stond symbool voor de positie van de familie Van Wassenaer in de koloniale Republiek. Of deze jongen zonder naam wellicht toch gebaseerd was op een bediende die dankzij het uitgebreide netwerk van de Van Wassenaers zijn weg naar het kasteel had gevonden? Het is niet uit te sluiten.”
In de Atlas of Mutual Heritage staat een artikel (ook gepubliceerd door Museum Alkmaar) over het schilderij van Caesar van Everdingen met Wollebrand Geleynssen de Jongh en twee Afrikaanse bedienden.
(Genoemd in het artikel: Wollebrand Geleynssen de Jongh before a return fleet)
Mijn eerste probleem is dat er op dit schilderij drie mensen staan en niet eentje. Het artikel eindigt met:
“De Jongh had no African slaves; it is known that he had an enslaved Indian domestic house servant. The presence of the two black servants in the painting is intended to emphasize the status of the sitter; they are somewhat caricatured and show a striking similarity to some drawings and paintings by Albert Eckhout, on which Van Everdingen may have based his work here.”
Nu wil ik niet gaan beweren dat alle jongetjes op schilderijen hebben bestaan, maar…… ik heb in mijn archief 100+ jongetjes die voorkomen in de Nederlandse archieven, jongetjes die ik (nog) niet geschilderd heb gevonden. Deze jongetjes verbleven bij families met aanzien, in netwerken van families die wel geschilderd zijn met een Afrikaanse bediende in hun schaduw.
Stel je toch voor, zij hebben dat schilderij in hun huis hangen en ze krijgen bezoek van personen met hun Afrikaanse bediende in hun kielzog die dat schilderij zien hangen, geschilderd met een zwarte bediende….. en in het huishouden is die bediende niet aanwezig….
Een paar voorbeelden van bedienden gevonden in archieven met degene die zij dienden:
Jan Willen ter Hooghe diende Jan van Borssele van de Hooghe
Christiaan van Souburg diende Adriaan van Steengracht
Jan Rodes diende Christiaan Frederik Anthony Willem Carel Bentinck van Rhoon en Maria Catharina van Tuijl van Serooskerken
Waren Afrikaanse kindbedienden vreemd voor dit echtpaar? Ik heb van hun familie een stamboom gemaakt.
Maria Catharina van Tuijl van Serooskerken is de kleindochter van Frederik Christiaan van Reede & Henriëtte van Nassau Zuijlenstein. Zie hier haar grootouders met een Afrikaanse bediende van wie de naam nog niet bekend is. Zouden deze jongens dan niet bestaan hebben?….
In het tijdschrift Ampt Epe is een artikel verschenen, geschreven door mevrouw Willy Smit-Buit met de titel: “Slavernij op de Cannenburch? Kom met bewijs!” De conclusie van het artikel is dat de Cannenburch en de familie van Isendoorn helemaal niets met koloniale slavenhandel van doen had. Dat is misschien wel zo maar voor mij sluit dat nog niet uit dat zij geen Afrikaanse kindbediende hadden.
Dit is Anna Margaretha van Renesse, (gehuwd met Frederik Jan van Isendoorn à Blois van Cannenburch.) geschilderd met in de schaduw een jongen.
Wanneer ik naar haar stamboom kijk, zie ik dat haar schoonmoeder Margaretha van Reede is. Zij is de zuster van de bovenstaande Frederik Christiaan van Reede en van Reinhard van Reede van Ginkel die op het bovenste schilderij ook met een jongetje is afgebeeld…
Ik heb ze in een stamboom gezet en ieder met een bediende, geschilderd of in het archief gevonden, heeft een
afbeelding van het schilderij of het archiefstuk. Andere personen in dit netwerk heb ik nog niet onderzocht.
De zwarte jongens werden gedocumenteerd wanneer zij werden gedoopt, regelmatig kom ik een doop tegen in een periode voordat ze gaan trouwen. De vraag is dan of ze alleen werden gedoopt om te kunnen trouwen?
Wanneer je gedoopt was, kon je gebruik gaan maken van de Diaconie, misschien wilden degene die ze dienden dat wel helemaal niet. Kregen hun bediende iets meer de mogelijkheid tot onafhankelijkheid en dat was misschien wel ongewenst.
Laten we niet vergeten wat ze hebben meegemaakt… werden bij hun ouders weggehaald, vervoerd op een schip met mensen als zij in het ruim, zagen op de tussenstop mensen zoals zij verkocht worden op markten en kwamen bij families terecht die hun taal niet spraken, andere gewoontes hadden en er anders uitzagen. Zelfs hun naam werd veranderd.
Ik denk dat velen ongedocumenteerd bleven… dat ze misschien soms met hun schaduw te vangen zijn als er bijvoorbeeld een aantekening gemaakt werd over kleding die voor hen gekocht werd.
Het lijkt erop dat je alleen “echt” bent, wanneer er een document in een archief is waar je naam op staat, niet wanneer je geportretteerd bent in de schaduw van iemand.
Ik heb hier moeite mee, vandaar dit voor mij iets opstandige blog….. kunnen we afspreken dat ze allemaal iemand waren, aanwezig waren, totdat het tegendeel bewezen is?
Goed denkwerk Annemieke! Het is nu lastig bewijzen, maar personen met niet bestaande bedienden zouden door de mand vallen in de tijd dat de schilderijen gemaakt zijn. Families met echte jongens als bedienden zouden dat zeker aangekaart hebben. Zou er wat over te vinden moeten zijn. Als de reden “status” en “aanzien” was, dan zouden ze het tegenovergestelde bereikt hebben met een verzonnen rijkdom.
Ja, Pim! Precies dat!
Instemmende groet,
Geheel mee eens, en dacht dat toch wel inmiddels algemeen het idee gedeeld werd: hij of zij heeft werkelijk geleefd totdat er bewijs is voor het tegendeel. Blijkbaar niet (alsof iemand toch gerustgesteld wil worden) en goed dat je het weer onder de aandacht brengt, Annemiek!
Deal. Want als je pas bestaan hebt als er een papiertje in een archief ligt en niet als je geschilderd bent klinkt als onrecht voor diegenen die alles al afgenomen is.
Dankzij A.I. bestaan er tegenwoordig foto’s van mensen die niet bestaan. Dat is sowieso bedrog, maar dat zeggen we niet van elke foto die we zien. Misschien komt dat nog.
Goed punt Annemiek
Helemaal mee eens Annemieke! Heel mooi hoe je dit onderbouwt met een familienetwerk.
Variant op een bekend citaat: “Ik sta op een schilderij, dus ik besta”.
Dankjewel!